Govert Schilling (november 2016)

Staande ovatie voor Govert Schilling

Op zondag 29 november deed sterrenkundige en publicist Govert Schilling de aftrap voor een nieuwe serie van de Amersfoortse Preek van de Leek. Ruim 150 bezoekers zaten een dik uur ademloos op het puntje van hun kerkbank te genieten van een ‘les’ in nederigheid en verwondering. Kinderen, hun onwetendheid en hun onschuld, speelden een belangrijke rol in de preek; in de tekst maar vooral ook in de muziek.

Govert Schilling sloot zijn preek met de volgende woorden af: “Het kind in mij blijft ‘waarom?’ vragen. De filosoof in me heeft er geen antwoord op. Ik vind het niet erg. Onwetendheid is de basis van nieuwsgierigheid; nieuwsgierigheid de voedingsbodem van verwondering, en verwondering is het mooiste gevoel dat ik ken.”

Niet eerder viel een lekenpreker in Amersfoort een staande ovatie ten deel.

De complete tekst van de dertiende Preek van de Leek vindt u onder de foto’s. 

Deze slideshow vereist JavaScript.

 

De pracht van het kleine

Waarom?

Kinderen zijn filosofen. Ze vragen naar doel, zin en reden. Naar betekenis, naar samenhang. Een plan, een route, een blauwdruk van de wereld waarop alles en iedereen zijn plaats heeft. Altijd op zoek naar het waarom.

Het lijkt ook zo’n gemakkelijke vraag. Zo voor de hand liggend. Maar schijn bedriegt. Geen vraag is zo moeilijk te beantwoorden als ‘waarom?’. Wetenschappers – van nature nieuwsgierig – houden zich bezig met het hoe, wat, waar, wanneer en waardoor. Dat is simpel. Oorzaak en gevolg, feiten en cijfers, rede en logica. Maar de waarom-vraag, de vraag naar zin en betekenis – daar brandt de wetenschap haar vingers niet aan.

Profeten, goeroes en sekteleiders hebben elk hun eigen antwoord. Vaag en oncontroleerbaar. Onderling met elkaar in tegenspraak bovendien. Die honderden religieuze antwoorden kunnen nooit allemáál juist zijn. Als er negenennegentig onwaar zijn, is de kans groot dat dat ook voor nummer honderd geldt. En filosofen – de volwassenen die altijd kind zijn gebleven, voorgoed in de waaromfase – debatteren er al duizenden jaren over. Ze komen er niet uit.

Waarom ben ik geboren? Waarom ga ik dood?

Waarom sterft een vriend van me aan een hersentumor? Een geliefde collega in een kettingbotsing? Een neef aan alvleesklierkanker?

Waarom is er haat naast liefde, ellende naast geluk, dood naast leven?

Waarom is er een aarde, een Melkwegstelsel, een kosmos?

Waarom is er iets in plaats van niets?

Waarom?

Astronomen bestuderen sterrenstelsels op miljarden lichtjaren afstand. Gigantische verzamelingen van fonkelende sterren en wervelende nevels. Verstilde schoonheid die al bestond lang voordat de zon geboren werd, voordat de aarde samenklonterde uit kosmisch gruis. Elders zien ze sterren als de zon die eerder werden geboren en dus ook eerder sterven. Die nu al opzwellen, hun planeten roosteren en opslokken – de apocalyps die de aarde over vijf miljard jaar te wachten staat.

De planeet die wij bewonen is een tijdelijke samenballing van een handvol atomen en moleculen. Een koud sinteltje, overgebleven bij de vorming van de zon. Een restverschijnsel, een schoonheidsfoutje dat ooit weer wordt weggewerkt door de onverbiddellijke krachten van de natuur. De onvermijdelijke dood van de zon, de verdamping van de aarde – het zijn nietige oprispingen in een uithoek van de kosmos. Geen ster zal er een traan om laten.

De aarde is een kleine rimpeling in de tijd, onvindbaar in de ruimte. En de mens? Een laatkomer op het levenstoneel, verschenen in een kosmische oogwenk, en weer verdwenen voordat het Melkwegstelsel één keer om zijn as draait. Is er sinds de oerknal een jaar verstreken, dan verscheen Homo sapiens op 31 december, om vijf minuten voor middernacht.

Eén mensenleven duurt nog geen seconde op de schaal van het heelal. Voorbij voordat het goed en wel begonnen is. Geboren, gedreven, gestorven, vergeten. Waarom? Wat is het nut van een eendagsvlieg? De zin van een ademtocht? Ja natuurlijk, de mensheid is veelomvattender dan het individu; het leven op aarde ouder en bestendiger dan de mens. Maar ooit sterft de zon, vergaat de wereld waarop wij wonen, en zelfs de verspreiding door het universum biedt onze nakomelingen geen soelaas, want het heelal is een aflopend uurwerk dat uitdijt en afkoelt tot een duistere leegte.

Is dan alles zinloos, doelloos, nutteloos? Is dat de conclusie die je moet trekken wanneer je verder kijkt dan de grenzen van je eigen leven, verder dan je eigen thuisplaneet? Leidt een kennismaking met de uitgestrekte vergezichten van ruimte en tijd alleen maar tot wanhoop en depressie? Het wordt mij vaak gevraagd: of de oneindigheid van het heelal niet beangstigend is – beklemmend. Of die nietigheid van het individu, van de mensheid, van het leven op aarde, of die niet aanzet tot een gevoel van zinloosheid: waar is het allemaal voor nodig; waarom zou ik me nog ergens druk om maken?

Maar wie er zo over denkt, heeft een te beperkte visie op het leven en een te omvangrijke voorstelling van bedoeling en zingeving. Natuurlijk, wanneer je een mensenleven slechts beschouwt als een microscopische druppel in een uitgestrekte oceaan, en wanneer je verwacht dat het bestaan desondanks een betekenis heeft die boven het universum uitstijgt, dan raak je teleurgesteld en gedesillusioneerd; dan word je depressief of wanhopig.

Maar wij kunnen ons bestaan, ons leven, niet isoleren van de kosmos. Al is het hier en nu onvindbaar en tijdelijk, we maken deel uit van een allesomvattende kosmische evolutie die niets met nietigheid te maken heeft. Tegelijkertijd moeten we bedoeling en zingeving niet zoeken aan de einders van ruimte en tijd, maar juist in de microkosmos van ons dagelijks bestaan.

De kosmische evolutie is nog maar nauwelijks in kaart gebracht; de biografie van het heelal vertoont nog vele lege plekken. Toch zijn de grote lijnen helder en duidelijk, en staat het levensverhaal in de steigers. Het is het verhaal van krachtenspel en evenwicht, van chaos en complexiteit, van wetten en toeval. Niet bedacht, maar wel fantastisch. Niet voorbestemd, maar wel onvermijdelijk.

Een kleine veertien miljard jaar geleden: een woeste, kolkende vuurbal van quarks en elektronen. Licht en materie in een innige omstrengeling; ruimte verweven met tijd. Vier krachten spelen hun spel; quarks voegen zich samen tot kerndeeltjes, elektronen worden ingevangen door atoomkernen, en de kosmos verandert in een uitdijend en afkoelend brouwsel van waterstof en helium. De zwaartekracht creëert een spinrag van samenklittend gas: ijle, golvende gordijnen, langgerekte filamenten, compacte samenballingen. Uitgestrekte, koele gaswolken trekken samen tot statige, rondwentelende sterrenstelsels.

In die stelsels wordt goud gemaakt. En zilver, platina, chloor, lood, koolstof, ijzer, silicium. In het ziedende inwendige van sterren is alchemie geen fabel of dagdroom, maar onafwendbare realiteit. Atomen van waterstof en helium smelten samen tot zwaardere elementen, en in de radioactieve heksenketels van supernova-explosies vinden alle mogelijke kernreacties plaats. In de loop van miljarden jaren verkrijgt de kosmos zijn chemische verscheidenheid.

Een miniem deel van dat hemelse kernafval – verbrandingsproducten van de sterevolutie – wordt hergebruikt bij de vorming van een nieuwe ster, aan de rand van een spiraalarm, in een van de miljarden sterrenstelsels in het heelal. De schijf van stof en gruis rond die jonge zon klontert samen tot kiezels en keien. Een van die keien is de aarde. Opgebouwd uit zware elementen – uit stof van de sterren.

Hoe er op die planeet leven ontstond, hoe complexe moleculen zich begonnen te repliceren, hoe cellen zich gingen delen – dat is niet bekend. Maar dat de eerste micro-organismen waren opgebouwd uit koolstof-, zuurstof- en stikstofatomen die ooit in het hete inwendige van een andere ster werden gevormd, daarover bestaat geen twijfel. En via de wonderlijke evolutie van het leven zijn wij verbonden met die al even wonderlijke evolutie van de kosmos. Elk calciumatoom in uw botten, elk ijzeratoom in uw bloed, elk fosforatoom in uw DNA is afkomstig uit de kosmos. We are stardust.

Nietig, vergankelijk, onvindbaar, dat zijn we. Zeker. Maar we maken onlosmakelijk deel uit van iets groots, iets eeuwigs, iets allesomvattends. We zijn een kleine triller, een boventoontje van een piccolo, maar wel onderdeel van een meeslepende symfonie. Juist door uit te kijken over de zeeën van tijd en de oceanen van ruimte waarin wij een nietige druppel vormen, krijgen we oog voor de pracht van de kleine wereld waar we deel van uitmaken.

En waarom? Wat is de diepere bedoeling? Het nut van de kosmische evolutie? De zin van het bestaan? Is er een hoger plan, een uitgestippelde route, een punt Omega? Het zou mooi zijn, maar de kosmos is een samenspel van materie en energie, van krachten en deeltjes. Wat is de zin van een quark, het doel van de zwaartekracht? De kosmos ís gewoon; de kosmische evolutie speelt zich af, niet doelgericht, maar onafwendbaar.

Ooit komt het heelal tot stilstand, klinkt de laatste noot van de symfonie, droogt de oceaan op. Maar daarmee is de kosmos niet zinloos, het muziekstuk niet overbodig. De wisselwerking van dode materie en doelloze krachten heeft geleid tot sterrenstelsels, nevels, sterren en planeten. In tegenstelling tot kinderen en filosofen stellen die geen vragen, kennen ze geen twijfels, maken ze zich niet druk over de zin van het bestaan. Diezelfde kosmische evolutie heeft echter ook geleid tot het wonder van het leven. Tot zelfbewustzijn, nieuwsgierigheid, verwondering. Wij moeten het antwoord op de vraag naar bedoeling en zingeving niet ver buiten onze eigen horizon zoeken. Voor ons is het ‘hier’ ruim voldoende en duurt het ‘nu’ lang genoeg.

Mijn leven is niet onbetekenend wanneer ik deel uitmaak van een kosmisch mirakel. En niet doelloos wanneer ik het in dienst stel van de wereld om me heen; van de prachtige kleine uithoek van ruimte en tijd waarin ik tijdelijk verblijf.

Zo leidt kennis van de kosmos niet tot angst of wanhoop. Maar wel tot bescheidenheid. Met één druppel minder is de oceaan niet minder indrukwekkend, en één boventoon van een piccolo is niet onmisbaar voor de symfonie. Ik ben een tijdelijke verzameling van sterrenstof, en wanneer er in die kosmische kerncentrale twee koolstofatomen zijn gevormd, kan er één deel uitmaken van het spierweefsel van mijn hart, terwijl het andere terecht is gekomen in een HIV-virus of een paradijsvogel. Over een paar miljard jaar, wie weet, leveren de twee atomen gezamenlijk een bijdrage aan het fonkelen van een nieuwe ster.

Het kind in me blijft ‘waarom?’ vragen. De filosoof in me heeft er geen antwoord op. Ik vind het niet erg. Onwetendheid is de basis van nieuwsgierigheid; nieuwsgierigheid de voedingsbodem van verwondering, en verwondering het mooiste gevoel dat ik ken.

 

Govert Schilling